De Tweede Kamer behandelt vrijdag een voorstel dat de voorrangspositie van De
Belastingdienst bij faillissementen herstelt. Aanleiding hiervoor is
boosheid bij de fiscus over het gedrag van Rabobank in een
faillissementsdossier uit 2006, zo schrijft Het
Financieele Dagblad.
Bij faillissementen staat, na de uitbetaling van achterstallige salarissen,
doorgaans de fiscus vooraan in de rij van schuldeisers. Daarna volgen banken
en andere kredietverstrekkers. Aandeelhouders komen achteraan.
Rabobank over de schreef
Dit privilege van de fiscus is in de ogen van De Belastingdienst de afgelopen
jaren echter geschonden door een faillissement waarbij Rabobank betrokken
was, schetst het FD.
In 2006 ging Heveco, de grootste champignonkweker van Nederland, failliet.
Rabobank heeft het zogenoemde ‘bodemrecht’ van de fiscus van weten te
omzeilen via een verhuurconstructie die vlak voor het faillissement is
overeengekomen.
Dergelijke ‘bodemverhuurconstructies’ zijn niet verboden, maar Rabobank
gebruikte een Britse vennootschap als dekmantel, aldus het FD. Dit vond de
fiscus wel erg ver gaan.
"Ik begrijp dat het gedrag van Rabobank in deze zaak aanleiding is om de
regels aan te scherpen", geeft advocaat Jeroen Elso aan tegenover de
krant. Ook faillissementsexpert Toni van Hees van Stibbe bevestigt in het FD
dat de fiscus Rabo verwijt "buitengewoon agressief" te hebben
geopereerd.
Rabobank zelf wilde niet reageren tegenover de krant.
De beoogde wetswijziging herstelt de voorrrangspositie van de fiscus, doordat
pandhouders en derde-eigenaren een meldingsplicht krijgen en een
wachtperiode van vier weken.
Lees ook:
mogelijkheden
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl